Jeugdsoos in Jan van Bovenhuis, Bellamypark 15
Inhoud
Geschiedenis
1960
|
Kerkvoogdij Nederlands Hervormde Gemeente Het Jan van Bovenhuis is in de jaren zestig een jeugdsoos van de Jeugdraad van de Nederlands Hervormde Gemeente. Kort na de oorlog heeft de C.J.M.V. het pand door schenking verkregen met de voorwaarde dat het "Jan van Bovenhuis" genoemd zou worden. De soos wordt de eerste jaren geleid door Kees Schot, in 1964 opgevolgd door dominee Hendrik Jan Hemstede. In de tijd van Hemstede ontstaat de naam De Globe. In 1969 wordt de zolderverdieping verbouwd en krijgt de naam "Lumpy Gravy", dit wordt een eigen plek voor een groep jongeren. |
Foto's
Meer afbeeldingen zijn te vinden op De Globe (2)/foto's
De Globe en Carlton november 1963
Verhalen
Eerste instuif
Uit PZC 24-10-1957:
" Maar 't ambacht dat hij feitelijk dee, was land ontdekken in de zee". Terwijl de liedjeszanger deze regels in het Jan van Bovenhuis aan het Vlissingse Bellamypark liet weerklinken, werd hij begeleid door een drietal gitaarspelers. Aan zijn voeten op de grond en rondom op stoelen in de onlangs gerestaureerde zaal, zaten jongens en meisjes die op uitnodiging van de Hervormde Jeugdraad de eerste 'instuif' in het Jan van Bovenhuis meemaakten. Die instuif, welke om de veertien dagen zal worden gehouden, wordt georganiseerd ten behoeve van jongelui van zestien jaar en ouder.
men heeft dit samenzijn op woensdagavonden gesteld omdat fan de zeevaartscholieren van de partij kunnen zijn. En de animo in de kring van de toekomstige zeerobben was groot: in de propvolle zaal overheerste het donkerblauw van hun uniformen.
En stoere mannenstemmen domineerden in het koor, dat na dit 'land ontdekken in de zee' het refrein 'Gloria, victoria, wiedewiedewietbombomsa' enz. aanhief. Zeer tot genoegen van de zanger, die overigens ook zelf eigenlijk een ander 'ambacht dee'; het was ds Y. van der Schoot, voorzitter van de Hervormde Jeugdraad, die ook verder een actief aandeel nam in de diverse plechtigheden, waarmee deze eerste instuif in het Jan van Bovenhuis gepaard ging.
Tot die ceremoniën behoorde het afrollen van een zes meter lange wandversiering, betrekking hebbend op de avonturen van de man die Amerika ontdekte, het doorknippen van een lint door de heer M. Eland, die zich in de toekomst speciaal met deze tak van het jeugdwerk zal belasten, en de onthulling van een zee-heldhaftige clubsymbool onder het luide zingen van het lied over de oude zeerob Dorus. Op het verdere programma van de avond stonden onder meer de vertoning van een filmstrook, enkele gezelschapsspelen en nog meer zang. De liederen kregen een meer ingetogen karakter tegen het einde van de avond, voor en na het sluitingswoord van ds Van der Schoot.
Naar de heren J.J. Hamelinck, ouderling voor het jeugdzorgwerk en A. Minnaer, secretaris van de Hervormde Jeugdraad, nog mededeelden, is het Jan van Bovenhuis eigenlijk een domein van enige der dertien clubs voor jongens en meisjes tot zestien jaar, welke onder auspiciën van de jeugdraad werkzaam zijn en die zich onder meer met knutselen, spelen, vertellen, sport, kamperen, corresponderen (met Zuid-Afrika), een maandelijkse filmvertoning enz. vermaken.
Andere 'domeinen' voor die clubs zijn de Noorderkapel en het Havenhonk.
Kinderen van enkele clubs die in het Jan van Bovenhuis zijn gevestigd, waren present bij de opening van de eerste instuif. Het Jan van Bovenhuis is immers eigenlijk van hén, en zij hebben zich ongetwijfeld gevoeld als gastheren en gastvrouwen voor deze nieuwe bezoekers, inclusief Dorus en de schuit van Columbus.
Kees Schot aan het woord
Uit Zeeuws Dagblad d.d. 5-4-1962:
Zaterdag wordt het clubhuis De Globe van het Nederlands Hervormd Jeugszorgwerk, na ongeveer voor 20.000 gulden te hebben verbouwd, opengesteld voor bezichtiging. Onder leiding van Schot, die in september 1960 als eerste beroepskracht met het jeugdzorgwerk werd belast, is de laatste anderhalf jaar dor jongens en meisjes hard gewerkt om een modern clubhuis te scheppen.
Van najaar 1960 tot nu toe steeg het aantal jongelui dat geregeld De Globe bezoekt, tevens van 125 tot ruim 400.
Een harde job zou je zo zeggen voor de verantwoordelijke man, in dit geval jeugdleider Schot. “De jeugd begint zich een beetje thuis te voelen bij ons”, zegt hij. “Sommige ouders klagen zelfs dat ze hun jongen of meisje met geen stok thuis kunnen houden”.
Er zijn tal van aparte groepen gevormd: toneel, houtbewerking en fotoclubs. Na acht uur ’s avonds is er ‘instuif’ voor de oudsten, er wordt dan gepraat, ze lezen, biljarten en tafeltennissen. En voor de jeugd van boven de 16 jaar is er ’s zaterdagsavonds dansen. “De jongens hebben een eigen bandje gevormd.”
De bezoekers komen uit verschillende milieus, misschien is de helft Nederlands Hervormd en de andere helft onkerkelijk. Waarom houdt de kerk zich met dit werk bezig, dat geen evangelisatie is? Kees Schot antwoordt: “Vlissingen wordt een stad met grootsteedse allures, de jeugdmisdadigheid neemt toe, daarom ook dit werk. Verder ontbreekt het in vele gezinnen aan gelegenheid en ruimte de vrije tijd van de kinderen te vullen, terwijl juist nu er steeds meer vrije tijd komt. Bovendien hebben vele jongeren moeite onderling contacten te leggen. Daartoe wil de kerk dienend bezig zijn”.
Hij voegt er aan toe: “We moeten echter eerst de taal van de ander leren kennen, solidair zijn. Pas als de kerk de jeugd gaat verstaan zal de jeugd misschien de kerk gaan verstaan. Dat kan nog jaren duren; als het zover is, dan pas begint de evangelisatie”.
Kees Schot was 22 jaar toen hij beroepsmilitair werd en wel Commando. Van 1952 tot 1958 droeg de geboren Tholenaar de groene baret. Het lijkt een bijna onmogelijke stap; van commando naar jeugdleider. Hij vindt dat zelf niet. “Ik was administrateur en dan moet je de jongens dikwijls tot steun zijn. Bovendien houden de mensen die commando worden van een forse aanpak. Het is het ruwe bolster type. Hetzelfde tref ik in m’n huidige werk aan”. In zijn diensttijd begon hij al vrijwillig in Roosendaal voor de jeugdzorg te werken en in 1950 werd hij als maatschappelijk werker benoemd in Vlissingen.
Enkele maanden geleden behaalde hij aan de Sociale Academie in Rotterdam het diploma maatschappelijk werker. “Een pittige studie”. En zoontje Robbie, één van zijn vijf kinderen, flapt er uit: “Pap hoeft er lekker nooit weer heen, anders komt ie weer niet eten…”
Met een gezin van vijf kinderen een zware studie beginnen en overdag de scepter zwaaien over 400 woelige jeugdlieden (zei hij zelf vergoeilijkend: “ik heb 35 vrijwilligers die me helpen”) en op dertigjarige leeftijd ander werk aanpakken, dat is geen kleinigheid. Er zijn er meer in ons land, van die idealistische jonge kerels, hard, maar mèt een hart, die de jeugd helpen contact en aanpassingsvermogen te hervinden. Het wordt zelden gezegd, maar zij leggen in feite óók de basis voor de samenleving van de toekomst.
Westelbeers
Uit PZC d.d. 28-7-1962:
Het is al een hele week feest, maar morgen, zondag, is er een extra festiviteit. Dan komt er taart op de (kamp)tafel. Twee jarigen: Jan en Nellie. Bij een verjaardag hoort taart, ook al zit je met zijn negenentwintigen in ‘de rimboe’ van Brabant. Taart voor 29 jongens en meisjes uit Vlissingen en voor de leiding. Voor kampma ‘Mameloe’, voor hoofdleider ‘De Sik’, voor kampcommandant ‘Stekeltje’ en de anderen met een min of meer illustere kampnaam.
Maandag wordt de hele zaak opgebroken. Dan gaan de 29 weer huiswaarts –na een tiendaags kamp in de bossen van Westelbeers, ten zuiden van Tilburg.
De 15- tot 20-jarigen hebben het weer gehad. De beurt is aan de 13- tot 15-jarigen, ook tien dagen Westelbeers. Een groep van 32 jongeren. Daarna komen de kampleiders er een paar dagen bij elkaar om ‘de krijgsplannen’ te bespreken, ervaringen uit te wisselen en die te gebruiken in het laatste kamp van rond 130 18- tot 25-jarigen, die half augustus in Griendtsveen zijn te vinden.
Het ‘open clubhuiswerk’ van de Hervormde Kerk in Vlissingen staat in de zomermaanden stil. Daarvoor in de plaats zijn er de kampen. Die vallen ook onder dit ‘bijzonder jeugdwerk’. Binnen- en buitenkerkelijke jongeren van allerlei rangen en standen die in de wintermaanden de clubhuizen bezoeken of ‘zomaar’ mee kamperen.
Ze komen van kantoren, uit fabrieken en van scholen. De kerk treedt terzijde en geeft de jongeren voorrang. Maar de kerk wordt wel in het midden gelaten: de kampvlag in het ‘wereldkamp 1962’ in Westelbeers is die van de Hervormde Jeugdraad Vlissingen. Het terrein zelf is voor het jeugdwerk in de classis Breda. Is het een kerk-kamp? De jeugd laat zich graag uit de tenten, waarin zij bivakkeert, lokken. “Welnee, wat is nu een kerk-kamp?” Maar er zijn toch avondsluitingen en die twee zondagen die in het kamp worden meegemaakt: er wordt toch een zekere rust van de jongeren gevraagd op die dagen en er zijn eenvoudige kerkdiensten?
De kerk is terzijde getreden, maar is er meteen bij. De jongens en meisjes die van huis uit geen of zeer weinig kerkelijke vorming hebben ontvangen, zien het niet als een bezwaar. “Het hoort er toch bij, het is fijn”.
De jeugd weet dus dat zij in een kamp zit, waarachter een ‘kerk schuilgaat’. Maar is het misschien een andere kerk dan dat stenen gebouw waarin zovelen zondags ter kerke gaan. Waar een dominee op een kansel predikt, van waaruit naar de straat doordringen de klanken van psalmen en gezangen. De jongens en meisjes ervaren in de eerste plaats de kampen als vakantie, als ‘er eens fijn uit zijn’, spoorzoeken, sporten, een verjaardag vieren met een taart. De enkele belhamel die met wat bravour naar het kamp is gegaan, wordt echter met de anderen stil als de hoofdleider op de eerste zondag in een kerkdienst, nadat men zaterdags is aangekomen, over de nachtelijke gesprekken begint. “Praten met elkaar is fijn, je leert elkaar kennen”, heeft hij gezegd. Zo’n eerste nacht in het kamp is uiteraard een belevenis. En de kampleider haakte in op de Bijbel, waarin zoveel geschreven is over de gesprekken van mensen onderling en met de Schepper.
De kampen zijn er in het bijzonder als verlengstuk van het clubhuiswerk en als inleiding op het nieuwe clubhuisseizoen, als een middel om de jongeren te helpen een zinvolle vakantiebesteding te vieren, om hen gelegenheid te geven tot avontuur en hen te leren omgaan met leeftijdgenoten, die vaak uit een volkomen ander milieu komen. Er verschijnt iedere dag daarom ook een gestencilde kampkrant, er zijn sportfestijnen en de jongeren leren in de omgeving hun eigen weg naar het kamp terug te vinden. Uiteraard zijn er ook de nodige corveediensten te verrichten. Zo treedt de kerk de jeugd tegemoet. De kerk leert de jonge mensen op deze wijze de ruimte kennen waarin de mensen met elkaar mogen leven.
Boudewijn de Groot
Uit PZC 19-4-1968:
De toptroubadour Boudewijn de Groot van Lennart Nijghs theaterbureau 'Intertroubadour', stond woensdagavond voor de eerste keer in dit seizoen op Zeeuwse bodem en wel op het improvisorische podium in de houten sooskeet van clubhuis De Globe in Vlissingen. Ruim zeventig jongens en meisjes zaten reeds ver voor achten ongeduldig en gespannen op de komst van de nog steeds graag gehoorde en gewilde protestzanger Boudewijn te wachten, hun verpersoonlijking van de langharige en hippe image.
Boudewijn kwam niet alleen maar werd zoals altijd trouw begeleid door zijn manager en tekstdichter Lennart Nijgh. 'The times they are a changin' van Bob Dylan was het eerste liedje dat Boudewijn zong. En inderdaad liet zanger Boudewijn de tijden veranderen, want na de eerste helft van zijn repertoire konden de tieners een gemoedelijk gesprek met Boudewijn en Lennart houden. Een mogelijkheid die slechts zelden voor komt, daar de ruimte, de omgeving en het gedrag van de tieners zich er meestal niet voor lenen.
In het begin een beetje teruggetrokken en schuchtertjes vatten de jongens en meisjes op den duur meer moed om vragen te stellen. Deze moed steeg ten top toen ds H.J. Hemstede zei: "gaan jullie maar gewoon in kleine groepjes met de heer De Groot en de heer Nijgh praten". Deze opmerking was niet voor dovemansoren, want direct stonden de jongelui in drommen om Boudewijn en Lennart heen. Boudewijn kenden zij reeds, aan Lennart moesten ze nog even wennen. Maar spoedig bleek dat Lennart Nijgh gezellig en tactvol met de jongelui wist om te gaan. Juist door deze persoonlijke gesprekken met hun Boudewijn de Groot kreeg de houten keet steeds meer het effect van een grote huiskamer, gevuld met meer mensen en stoelen dan normaal gebruikelijk voor zo'n ruimte.
Na zijn eerste lied liet Boudewijn blijken aan welke tekstdichter hij de voorkeur geeft: Lennart Nijgh, zijn vriend en naaste compagnon, die hij bijna twaalf jaar kent.
"Protestsongs worden behalve door Johnny Hoes ook geschreven door Armand, maar die zingt zijn liedjes zelf, dus die zing ik niet. En die van Johnny Hoes vind ik niet goed. De beste zijn van Lennart Nijgh". Deze uitleg gaf Boudewijn bij voorbaat aan de open vraag: "waarom teksten van Lennart Nijgh?" Over elk liedje had Boudewijn voordat hij het ten gehore bracht wel een mening, die meestal een aanvullend gesproken protest was. Alvorens 'meneer de president Johnson' zachtjes ging slapen vertelde Boudewijn: "dit is na drie jaar nog steeds actueel en dat zal het voorlopig nog wel blijven ook. Want het is me niet bekend voor wie of tot wie Johnson bidt".
Na de protestsongs 'Ze zijn niet meer als toen', geschreven door Boudewijn elf en het 'Onder Ons', viel er even de stilte van een pauze. Slechts even, want nadat ds Hemstede de eerste stoot tot het vragen stellen had gegeven, kwamen de tieners los met hun vragen over de intentie van de protestsong. Zienderogen en hoorbaar kreeg men van de jongeren de indruk dat Lennart Nijgh en Boudewijn de Groot niet op mijlen afstand van hen wensten te blijven, maar zich als jongelui van een zelfde generatie in de kring van tieners lieten opnemen. Vooral de serie liederen, geïnspireerd op liefdesperikelen uit het land van ervaring sloegen goed aan, met name bij de meisjes die zich dolgelukkig voelden wanneer Boudewijn met zijn expressie een oogje aan een meisje waagde en zelfs hier en daar een lonkje uitdeelde. Zijn optreden was voor de meeste meisjes voor de zoveelste keer weer eens hartveroverend en vertederend. Eén meisje was zelfs helemaal uit Leiden naar Vlissingen getogen om toch vooral Boudewijn eens van heel dichtbij te kunnen zien. Voor de jongens waren Boudewijn en Lennart ook boeiend en vereenzelvigde menige knaap zich op dat moment wel met hem.
Dominee Hemstede aan het woord
Uit PZC 18-5-1968:
Vroeger was dat anders, dan gingen ze in groepsverband zwemmen of voetballen. Er werd toen veel meer gezamenlijk ondernomen.De clubjes zijn ook verschillend van vroeger. In principe lijkt alles hetzelfde gebleven, maar er is wel degelijk iets veranderd. In het verleden werden vaste clubs naar ideeën van volwassenen georganiseerd; nu willen de jongelui met eigen initiatieven de dingen aanpakken.
Of er wat van terecht komt is een tweede, want de tieners zijn soms zo blasé, hangerig en springerig. Eigenlijk een beetje hol. Ze komen hier meestal uit pure verveling naar toe. Daarom is het extra belangrijk een prettige sfeer te schapen. En dat lukt ook wel. Hoewel er dikwijls onenigheidjes en baldadigheden zijn. Vernielingen bijvoorbeeld moeten direct aan mij gemeld worden. Ik heb dat indertijd met de jongelui afgesproken en daar houden zij zich ook aan. Melden ze het niet, dan gaat de tent onherroepelijk op slot, net zo lang totdat ze er eerlijk voor uitkomen. Dit is gelukkig nooit gebeurd. Het zou bovendien in hun eigen nadeel zijn. En ik weet maar al te goed dat ze hier maar wat graag komen.
En ik zal de jongelui nooit in de weg lopen, althans zo min mogelijk. Ik voel op een gegeven moment heus wel dat ik teveel ben en dan trek ik me terug. Wel neem ik natuurlijk regelmatig een kijkje."
De jeugd aan het woord
Uit PZC 25-5-1968:
"Een pas gerestaureerd pand met een heel hoog opstapje voor de deur en een trapgevel. De voordeur inspireert schrijflustigen nog wel eens om een opschrijft neer te pennen: 'leve ons bordeel'. Na ontdekking moeten de tieners van jeugdsoos De Globe de letters weer even snel verwijderen als ze er zijn neergeschreven. Zich zo gek vermaken buiten De Globe betekent voor veel tieners zich minstens ook zo gek gedragen in De Globe.
Door lange gangen en over draaiende en krakende trappen, ook wel lekkende, kan men in een doolhof van kamers komen. Er is een aparte televisiekamer en een sport- en spelkamer. Vooral de TV-kamer is een geliefd plekje van de jongelui, maar dat houdt niet in dat ze inderdaad de hele tijd naar het blauw flikkerende beeld kijken. Het betekent meer gezellig bij elkaar zitten.
Binnen niet al te lange tijd krijgen de tieners de zolder tot hun beschikking, die is dan helemaal omgebouwd tot een intieme jeugdbar. Zo eentje zal men niet elders in Zeeland aantreffen. Eerst een heel huis door crossen, veel trappen klimmen om uiteindelijk in het domein van de tieners te komen. Nu volstaan de Vlissingse jongens en meisjes nog met de huidige ruimte en dat is: het hele gebouw door.
De jeugd die er komt is een aparte groep jongelui, die uiteindelijk wordt getypeerd door hippe of beatnikkerige kleding en lang haar. Ze bellen aan om binnen te kunnen. Ze mogen hun gang gaan als er maar niets wordt vernield, want dan zijn de poppen aan het dansen en wordt de zaak door de jeugdleiding tot op de bodem uitgezocht wie het heeft gedaan. Zelden komt het voor want zij weten dat zij zichzelf er mee hebben. In een wijde cirkel zitten aanvankelijk jongens en later ook meisjes bij ons te vertellen over wat hen aantrekt om naar De Globe te gaan. Trudy Kikkert, Astrid Blok, Marijke Czech, Peter Zonnevijlle, Jan de Smit en Jan Minnaar aan het woord:
"Waar moet je in Vlissingen anders naar toe? Hier mag je tenminste lekker gek doen. Het is toch leuk om met elkaar een beetje keet te schoppen. Naar de televisie kijken we niet zo vaak, dat doen we alleen als het de moeite is. Natuurlijk komen we hier voor de leuke meisjes. Met hen dansen? Neen, dat doen we nooit. Het is veel gezelliger om een beetje met elkaar te rotzooien. Meestal gaan we met een heel stel tegelijk naar hier. Als we iets willen afspreken dan ontmoeten we elkaar in De Globe. Dat is de beste plek. Kan nooit missen.
Het lijkt ons wel mieters straks zo'n bar boven te hebben. De ruimte waar we nu zitten is een beetje saai en kaal. Ja, we doen zo af en toe wel wat aan de sfeer. De televisiekamer bijvoorbeeld hebben we met een heleboel jongens geschilderd. Verder doen we er niet zo veel aan. Maar dat is toch niet belangrijk als je maar lol hebt.
Hemstede steekt soms zijn neus om de hoek van de deur om te kijken of we niet liggen te vrijen en malle dingen uithalen. Het is een fijne vent, maar we zijn hem altijd te vlug af. Maar dikwijls is hij nog vlugger dan wij. Maar dan kan hij best tegen als we maar geen rotzooi trappen en de boel afbreken. Maar ja, wat wil je als je gein hebt, dan kan er ook wel eens wat kapot gaan. Ergens anders zouden we niet naar toe willen. Daar mag tóch niks."
Lumpy Gravy
Uit PZC d.d. 14-2-1969:
"Lumpy Gravy" is de naam van de junior onder de Vlissingse jongerensozen. In enkele maanden tijd is deze intieme zoldersoos onder de pannen van het clubhuis De Globe aan het Bellamypark verrezen. Daarom leek het de laatste tijd misschien een beetje stil in en rond De Globe, maar dat was dan te wijten aan de drukke werkzaamheden voor de bouw van deze soos, die negen enthousiaste jongens tot een goed eind hebben gebracht.
Het interieurontwerp is van een binnenhuisarchitect, de heer J. Glansdorp, die -na de ruimte eens op zijn gemakje op mogelijkheden te hebben geschat- een praktische indelingsschets op papier zette. Volgens de woordvoerder van de actieve werkgroep heeft men in grove lijnen die indeling aangehouden, 'maar we hebben wel een paar dingen gehusseld'.
Met goedkope materialen hebben de jongens de braakliggende zolder onherkenbaar veranderd. Natuurlijk ontbreekt de half ronde bar niet, evenmin als de disco-installatie, de zitjes en de nodige ruimte om wat met elkaar te schuifelen. Juist doordat het zoldereffect bewaard is gebleven, heeft Lumpy Gravy spontaan zijn eigen vorm en karakter gekregen.
De werkzame handen, die aan de verwerkelijking van dit soosproject veel van hun vrije tijd hebben gegeven, zijn die van Eddy de Nooijer, Henk Wever, Kees Meulmeester, Conny Brunings, Kees Flipse, Robbie Stricker, Ko van Beek en de gebroeders Smit. Enkele jeugdige vaklieden zorgden voor de aanleg van de nodige elektriciteitsleidingen.
Hoofdleider P. Smit van De Globe hoopt samen met de jongens dat de zoldersoos iedere woensdag-, vrijdag-, zaterdag- en zondagavond een aantal gezellige jongelui boven de zestien telt.
Wat 'Lumpy Gravy' in feite betekent, bleek voor de jongelui potjeslatijn te zijn. Eén van hun zei: "het is de titel van een plaat,dat weet ik wel". Het woordenboek leerde dat 'lumpy gravy' zoveel wil zeggen als 'klonterig vleesnat'.
Bijzonderheden
- Via een pleintje kwam je bij het achterzaaltje waar de bandjes optraden
- Optreden van Ferre Grignard
- Kees Schot is van 1960 tot 1964 jeugdleider in De Globe.
- Dominee H.J. Hemstede is jeugdleider in De Globe van 1964 tot 1968. Hij wordt in september 1968 benoemd als vlootpredikant. In augustus is er een afscheidsreceptie in 't Anker waar de leiding, vrienden en kennissen hem bedanken voor de samenwerking in de voorbije vier jaar. De dominee ontvangt leuke afscheidscadeaus, waaronder een foto met een kijkje op zijn jarenlange werkterrein 'Clubhuis De Globe'. Hemstede overlijdt op 7 september 2022 in Leiderdorp.
Zie ook
Externe links
Bronnen
- Krantenknipsels en verhalen: Krantenbank Zeeland Zeeuwse Bibliotheek
- Foto's: Gemeentearchief Vlissingen en Beeldbank Rijksdienst Cultureel Erfgoed
- Foto zaaltje 1962: Beeldbank Zeeuwse Bbiliotheek