Schouwburg Noordstraat
Korte Noordstraat F 23
Vlissingen
Schouwburg aan de Korte Noordstraat F 23 in de periode 1861 tot 1874. In het naastgelegen pand op nummer F 22 is een koffiehuis annex logement gevestigd.
Inhoud
Geschiedenis
1859
|
Onbekend De Schouwburg moet al vóór 1859 hebben bestaan. In januari dat jaar wordt hij nl. 'bij opbod en afslag' verkocht. De verkoop vindt plaats bij Kuijpers in De Oude Vriendschap. Wie de nieuwe eigenaar c.q. exploitant wordt is niet bekend. Het zou aannemer Filis kunnen zijn, de man die de schouwburg twee jaar later zal verkopen. |
1861
|
L.M. de Boer Op 22 januari 1861 verkoopt de aannemer Jacob Filis de schouwburg voor fl. 1500,- aan Leobertus Marcellus de Boer. In september 1868 wordt de schouwburg door De Boer weer verkocht, Leendert Zwaan wordt voor fl. 1700,- de nieuwe eigenaar van zowel de schouwburg als het pand op nr. 22. Het bedrag wordt betaald door Johannes Pieter Laernoes (die bovendien nog fl. 300,- aan Zwaan verstrekt). De Boer is ook kastelein in De Prinsentuin en in 1873 runt hij een zeemanslogement in de Gravestraat. |
1872
|
A. Bakker In 1872 is A. Bakker de directeur van de schouwburg en kastelein in het koffiehuis. |
Foto's
Meer afbeeldingen zijn te vinden op Schouwburg Noordstraat/foto's
Verhalen
Schadevergoeding tijdens cholera-epidemie 1866
Verslag uit de Middelburgse Courant d.d. 1-7-1866
"Geschiedt voorlezing van een bij burgemeester en wethouders ingekomen adres van L.M. de Boer, sociëteit-, logement- en koffiehuishouder en eigenaar van de schouwburg. In dit adres wordt aangevoerd dat adressant zich tot de burgemeester heeft gewend met verzoek om -daar dit jaar geen kermis wordt gehouden- vergunning te mogen hebben tot het doen geven van toneelvoorstellingen, doch hij op dat verzoek ten antwoord heeft ontvangen dat zolang de elders heersende ziekte duurt, de ge
vraagde vergunning niet kan worden verleend. Door dit antwoord ziet hij zich in een moeilijke toestand geplaatst, daar zijn gebouw in de Noordstraat uitsluitend voor schouwburg is ingericht; hij daarvoor natuurlijk de gevorderde lasten moet betalen en desniettegenstaande buiten staat wordt gesteld om te voorzien in de behoeften van zijn gezin. Adressant verzoekt mitsdien dat hem óf eene billijke schadevergoeding verleend, óf toestemming overeenkomstig zijn vorig verzoek gegeven worde, met uitnodiging tevens om, zo burgemeester en wethouders hiertoe niet mochten kunnen besluiten, zijn verzoek aan het oordeel van de raad te onderwerpen.
De voorzitter zegt dat hij herhaaldelijk aan De Boer heeft te kennen gegeven dat zijn verzoek, met het oog op de elders heersende ziekte, niet kon worden ingewilligd. Hij wil thans ook de raad gelegenheid geven zich hieromtrent te verklaren.
De heer Van Uije Pieterse betwijfelt of er hier wel sprake van schadevergoeding zou kunnen zijn, vooral met het oog op de alsdan te verwachten vermeerdering van gelijksoortige aanzoeken; in alle geval, al kon ze ook verleend worden, dan zou ze toch eerst na afloop van dit jaar kunnen gegeven worden, want als de ziekte wijken mocht, dan is ook de reden der weigering vervallen en zouden wellicht in het najaar toneelvoorstellingen in de schouwburg kunnen plaatshebben. Spreker gelooft dat adressant gelijk staat met ieder ander en de een niet boven de ander mag begunstigd worden.
De voorzitter zegt dat hij wel is waar de adressant niet wil voorspreken, maar dat deze zijn inziens toch niet met ieder ander gelijk staat, daar andere, hoezeer zij uit hoofde het niet-houden der kermis zeker minder verdiensten hebben zullen, toch altijd nog wat verdienen zullen, terwijl adressants verdiensten door het verbod geheel ophouden.
De heer Ruysch erkent dat het volkomen waar is dat de verschrikkelijke ziekte in ons land veel sensatie maakt en vele slachtoffers eist; hij noemt het ook prijzenswaardig dat middelen worden aangewend om de verspreiding er van zoveel mogelijk tegen te gaan; maar als men ziet dat in verschillende plaatsen de daartoe gegeven ministeriële voorschriften wel zijn ontvangen, maar niet gehandhaafd worden; dat bijvoorbeeld in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam duizenden en duizenden vreemdelingen worden aangetroffen; dat daar ter plaatse, even als in de residentie, voortdurend toneelvoorstellingen worden gegeven; dat in verschillende plaatsen concerten en volksfeesten gehouden worden, als middelen tot verbanning van het verschrikkelijk denkbeeld aan de ziekte; - als men dat alles ziet, moet men volgens spreker een gevoel van deelneming hebben, daar het komediegebouw diens eigendom en tevens bron van inkomsten is. Hij zou het daarom goedkeuren als een middel kon gevonden worden -niet om adressant enige schadeloosstelling te verlenen, want dan zou het einde der adressen niet te zien zijn, maar om enigszins aan zijn bezwaar tegemoet te komen. Bijvoorbeeld door hem toe te staan in de schouwburg voorstellingen te doen geven wanneer het blijkt dat men na afloop van enigen tijd hier nog even als nu van de ziekte verschoond is mogen blijven, te meer daar herbergen, nachthuizen enz. toch ook niet gesloten kunnen worden.
De voorzitter antwoordt naar aanleiding der opmerking dat in Holland voortdurend toneelvoorstellingen gegeven worden, dat tegen die voorstellingen hier ook geen bezwaar zou bestaan als een toneelgezelschap hier sedert enige tijd gevestigd was, maar dat juist het herwaarts komen van vreemde toneelgezelschappen als gevaarlijk wordt beschouwd.
De heer Ruysch stelt voor de beslissingen op het adres vooralsnog aan te houden. De heer Uije Pieterse noemt het ook niet tegen te spreken dat het belang van de heer De Boer door het verbod lijden moet, doch het belang van het algemeen moet zijn inziens zwaarder wegen dan dat van het individu. Het gevaar van besmetting moet zoveel mogelijk worden weggenomen; dat dit gevaar aanwezig is meent hij ook te moeten afleiden uit het gerucht dat, toen een persoon uit Middelburg elders aan de cholera overleden was, een zijner familieleden zich daarheen heeft begeven en vandaar terugkerende de ziekte heeft meegebracht en daaraan ook gestorven is.
Wilde men ten behoeve van de heer De Boer een middelweg inslaan, dan zou men zich volgens spreker, op een gevaarlijke weg begeven, daar alsdan de besmetting door vreemdelingen van elders zou worden overgebracht.
De heer Laernoes vraagt of, als een toneelgezelschap zich hier metterwoon vestigde, en enige tijd hier vertoefd had, ook alsdan het verlof tot het geven van voorstellingen in de schouwburg zou geweigerd worden. De voorzitter antwoordt hierop dat hij in zodanig geval er geen bezwaar in zou zien toestemming te verlenen, mits het bleek dat zodanig gezelschap zich werkelijk hier gevestigd had en het niet slechts als een doek ware om de ogen te binden.
De heer De Groof meent dat als in Middelburg verlof wordt verleend tot het geven van toneelvoorstellingen, zodanig verlof ook hier zou kunnen verleend worden, doch als het daar geweigerd wordt, men ook hier moet weigeren. De heer Ruysch acht het daarom vooral beter de beslissing aan te houden en hij meent dat er bij sommigen, behalve de vrees voor cholera, weleens andere antipathieën tegen het geven van toneelvoorstellingen zouden kunnen bestaan.
De heer Van Uije Pieterse merkt op dat de raad alleen heeft te beslissen over het al of niet verlenen ener schadevergoeding aan de adressant, maar niet over het geven van toestemming om toneelvoorstellingen te doen plaatshebben, daar dit laatste tot de bevoegdheid van de burgemeester behoort.
Volgens de heer Van der Os schermt adressant met zijn bezwaar dat de schouwburg gesloten moet blijven, maar is het nog de vraag of hij, al kreeg hij vergunning die te openen, wel tonelisten zou kunnen krijgen. De voorzitter antwoordt hierop dat adressant hem heeft medegedeeld dat hij reeds aanschrijving van een gezelschap heeft.
Alsnu wordt met algemene stemmen besloten de adressant geen schadevergoeding te verlenen, terwijl het andere punt door de burgemeester behoort beslist te worden.
Bijzonderheden
- Leobertus Marcellus de Boer, geboren in Leeuwaren. Is op 8-3-1854 gehuwd met Maria Johanna Handeler. De Boer is behalve eigenaar van de Schouwburg ook kastelein in De Prinsentuin. In 1869 is hij tijdelijk gedetineerd in het Huis van Bewaring in Vlissingen. In 1873 runt hij een zeemanslogement in de Gravestraat. Hij overleed in Rosmalen op 26-5-1907.
- De Boer wordt in geboorteakten van zijn kinderen wisselend genoemd als herbergier, koffiehuishouder, logementhouder, sociëteitshouder en zeeman. Hij is woonachtig op de adressen Kromme Elleboog F 46, Noordstraat F 22, Oranjestraat K 45. Zijn echtgenote staat in 1877 geregistreerd als logementhoudster.