(→Geschiedenis) |
(→Verhalen) |
||
Regel 41: | Regel 41: | ||
==Verhalen== | ==Verhalen== | ||
+ | ===Herinnering van Guus Haverman=== | ||
+ | Het gezin woonde in een groot herenhuis aan de Koningsweg nr 7 te Vlissingen. Zeven | ||
+ | jongens en een zus (mijn tante Cato). Mijn vader Guust was de jongste. Twee broers | ||
+ | waren uit een eerder huwelijk van mijn Opa, een strenge man met een puntbaardje. Hij | ||
+ | was baas in de werkplaats van de Maatschappij Zeeland. Toen mijn vader geboren | ||
+ | werd in 1912, was zijn oudste broer Louis al bijna 30 jaar. Peet, de andere halfbroer | ||
+ | was een jongen met een kromme rug. De doctoren voorspelden toen, dat hij nooit oud | ||
+ | zou worden, maar hij haalde bijna de honderd. Naast vader Herman verdienden Louis | ||
+ | als administratieve kracht en Peet in de techniek de kost en dat ook bij ‘de Zeeland’. | ||
+ | |||
+ | De andere jongens moesten in het streng katholieke gezin aan de studie. Ze sliepen met | ||
+ | z’n tweeën op een kamer. Peet sliep op zolder achter de Nederlandse vlag, die daar | ||
+ | hing als gordijn. Het huis was ook Pension Haverman, enkele kamers waren bestemd | ||
+ | voor gasten, meestal passagiers van de ‘Mailboot’. Cato kreeg minder studiekansen en | ||
+ | hielp moeder Johanna in het huishouden en diende de pensiongasten. Zodoende leerde | ||
+ | ze Duits en Engels zonder les op school. Op zondag ging de familie naar de Kerk | ||
+ | samen met hond Max, die tijdens de mis braaf wachtte in het voorportaal. Louis heeft | ||
+ | jarenlang met zijn verdiende geld bijgedragen in de studiekosten van de broers, voor | ||
+ | de jongste was hij een wijze vader. Na het overlijden van de ouders en het uitvliegen | ||
+ | van de vijf jongens bleef hij met Cato en Peet een huishouden vormen. Een bijzonder | ||
+ | trio, bestaande uit een wijze Lodewijk, een kwajongensachtige Petrus en een struise | ||
+ | Katrijn. Het was kennelijk ook een gezegend stel, want toen er in 1943 een bom op het | ||
+ | huis viel en alles in puin lag, bleven ze ongedeerd, alleen het brilletje van Louis kwam | ||
+ | er niet onbeschadigd af. | ||
+ | |||
+ | Als kind kwam ik graag logeren, want in dat buitenmodel gezin was het heel gezellig, veel plezier, vrijheid, lekker eten, vooral de tomatensoep met tapioca of kreukels op je boterham. Met de strikte huisregels had niemand moeite mee. Het gezag van de ‘baas’ Louis werd altijd gerespecteerd. Hij leek een soort directeur van een deftig notariskantoor. Hij zat urenlang aan zijn bureau een boek in Braille te prikken. Je mocht hem dan niet storen, alleen wel als je een postzegeltje nodig had voor op de kaart naar huis. Hij was niet alleen het postkantoor, maar ook de Bank! Van het dessert kreeg hij altijd de meeste frambozen en bessen. Voor het ontbijt stond altijd het potje stemgember voor hem klaar, dan sneed hij van een bolletje dunne plakjes op zijn boterham. Hij was een voorbeeldig mens, hij bad voor het eten en ging vaak door de weeks naar kerk. Tot op hoge leeftijd hield hij belangstelling | ||
+ | voor al zijn broers, die in hem hun raadsman vonden. Hij was een betrouwbare broer, | ||
+ | een aimabele oom, uit wiens mond ik nog nooit een onvertogen woord heb horen | ||
+ | klinken. De Pater Familias van de Havermannen. En als de Hemel bestaat., dan is | ||
+ | daar onze Heilige Louis. | ||
==Zie ook== | ==Zie ook== | ||
==Externe links== | ==Externe links== | ||
==Bronnen== | ==Bronnen== |
Huidige versie van 10 dec 2024 om 13:08
Pension op Koningsweg 7.
Inhoud
Geschiedenis
1931
|
Haverman In de jaren dertig runt de familie Haverman een pension op het adres Koningsweg 7 (bij de Schipbrug). Over Haverman en het pension is weinig bekend. In een rouwadvertentie in november 1935 meldt de familie L.F. Haverman het overlijden van mevrouw Haverman-Baalman, de weduwe van Hermans Cornelis Haverman. In april 1935 trouwen Jac.M. Haverman en Helena Swerus en in een huwelijksaankondiging in 1938 worden F.J.H. Haverman en W.C. van Wezel genoemd. Allen met het adres Koningsweg 7. |
Foto's
Verhalen
Herinnering van Guus Haverman
Het gezin woonde in een groot herenhuis aan de Koningsweg nr 7 te Vlissingen. Zeven jongens en een zus (mijn tante Cato). Mijn vader Guust was de jongste. Twee broers waren uit een eerder huwelijk van mijn Opa, een strenge man met een puntbaardje. Hij was baas in de werkplaats van de Maatschappij Zeeland. Toen mijn vader geboren werd in 1912, was zijn oudste broer Louis al bijna 30 jaar. Peet, de andere halfbroer was een jongen met een kromme rug. De doctoren voorspelden toen, dat hij nooit oud zou worden, maar hij haalde bijna de honderd. Naast vader Herman verdienden Louis als administratieve kracht en Peet in de techniek de kost en dat ook bij ‘de Zeeland’.
De andere jongens moesten in het streng katholieke gezin aan de studie. Ze sliepen met z’n tweeën op een kamer. Peet sliep op zolder achter de Nederlandse vlag, die daar hing als gordijn. Het huis was ook Pension Haverman, enkele kamers waren bestemd voor gasten, meestal passagiers van de ‘Mailboot’. Cato kreeg minder studiekansen en hielp moeder Johanna in het huishouden en diende de pensiongasten. Zodoende leerde ze Duits en Engels zonder les op school. Op zondag ging de familie naar de Kerk samen met hond Max, die tijdens de mis braaf wachtte in het voorportaal. Louis heeft jarenlang met zijn verdiende geld bijgedragen in de studiekosten van de broers, voor de jongste was hij een wijze vader. Na het overlijden van de ouders en het uitvliegen van de vijf jongens bleef hij met Cato en Peet een huishouden vormen. Een bijzonder trio, bestaande uit een wijze Lodewijk, een kwajongensachtige Petrus en een struise Katrijn. Het was kennelijk ook een gezegend stel, want toen er in 1943 een bom op het huis viel en alles in puin lag, bleven ze ongedeerd, alleen het brilletje van Louis kwam er niet onbeschadigd af.
Als kind kwam ik graag logeren, want in dat buitenmodel gezin was het heel gezellig, veel plezier, vrijheid, lekker eten, vooral de tomatensoep met tapioca of kreukels op je boterham. Met de strikte huisregels had niemand moeite mee. Het gezag van de ‘baas’ Louis werd altijd gerespecteerd. Hij leek een soort directeur van een deftig notariskantoor. Hij zat urenlang aan zijn bureau een boek in Braille te prikken. Je mocht hem dan niet storen, alleen wel als je een postzegeltje nodig had voor op de kaart naar huis. Hij was niet alleen het postkantoor, maar ook de Bank! Van het dessert kreeg hij altijd de meeste frambozen en bessen. Voor het ontbijt stond altijd het potje stemgember voor hem klaar, dan sneed hij van een bolletje dunne plakjes op zijn boterham. Hij was een voorbeeldig mens, hij bad voor het eten en ging vaak door de weeks naar kerk. Tot op hoge leeftijd hield hij belangstelling voor al zijn broers, die in hem hun raadsman vonden. Hij was een betrouwbare broer, een aimabele oom, uit wiens mond ik nog nooit een onvertogen woord heb horen klinken. De Pater Familias van de Havermannen. En als de Hemel bestaat., dan is daar onze Heilige Louis.