Vlissingen Dronk

Horrevoets

 

Herberg Horrevoets

Korenstraat K 80
Vlissingen

 

Café en Bordeel van Adriana Horrevoets op de hoek van Gravestraat en Korenstraat.

Geschiedenis

1881
Adriana Horrevoets

Adriana Horrevoets staat in 1878 te boek als tapster. Na invoering van de drankwet in 1881 vraagt ze een vergunning aan voor de verkoop van sterke drank, vermoedelijk in het pand Korenstraat K 80. Adriana is naast herbergierster tevens publieke vrouw in haar eigen bordeel.

Foto's

Verhalen

Een geruchtmakende zaak

Uit de Middelburgse Courant d.d. 6-1-1904:
De zaak tegen M.A.J., 44 jaar, werkster, geboren te Middelburg en wonende te Vlissingen. Haar wordt ten laste gelegd dat zij op 6 november 1903 in haar woning uit de portemonnee van A.J. van Hemelrijck, met het oogmerk van wederrechtelijke toe eigening, heeft weggenomen een bankbiljet van 100 francs, toebehorende aan voornoemde Van Hemelrijck, althans aan een ander dan aan haar beklaagde.
In deze zaak waren door het OM drie getuigen gedagvaard, tot het horen waarvan werd overgegaan.
De eerste, A. Horrevoets, zonder beroep te Vlissingen, verklaarde dat zij op donderdag 5 november 's avonds is tegengekomen een Belgische loods die haar een kwartje heeft gegeven. De loods is daarna met haar en de beklaagde meegegaan naar de woning van de beklaagde. Hij ging met deze binnen terwijl getuige ongeveer een half uur in de gang bleef staan. Toen hoorde zij leven alsof er iemand viel en is naar binnen gegaan. De loods lag toen op de grond en zij dacht dat hij dronken was. Op straat deed hij ook al vreemd.
Getuige en beklaagde hebben de loods een kussen onder het hoofd gelegd en toen is getuige gaan slapen. Of beklaagde is gaan slapen weet zij niet; deze ging bij de loods zitten. Toen getuige 's morgens wakker werd vond ze de beklaagde nog bij de loods zitten en zag dat zij een briefje in de hand had. Vroeger had zij verklaard dat de beklaagde een portemonnee in de hand had en een geldbriefje. De 6e november is de loods op de kamer blijven liggen en is getuige bij hem gebleven, terwijl beklaagde naar Middelburg is gegaan. Getuige heeft in een paar giften vijf gulden van de beklaagde gekregen, de helft vóór deze naar Middelburg ging en de andere helft toen zij terug kwam. De beklaagde had op die verklaring niets aan te merken.
De tweede getuige, T. Manse, winkelier te Vlissingen, verklaarde dat in de loop van de morgen van 6 november de beklaagde in zijn winkel is gekomen en bij hem gekocht heeft een hoed voor fl. 3,50, een rok voor fl. 6,25 en een blouse van lf. 3,50. Zij betaalde met een bankbiljet van 110 francs en getuige gaf haar Nederlandse munt terug. Ook dit gaf de beklaagde toe.
De laatste getuige, J.Ch. Fanoy, commissaris van politie te Vlissingen, deelde mede dat hij in deze zaak een onderzoek heeft ingesteld en zich zaterdagavond begeven heeft naar de woning van de beklaagde. Toen hij daar kwam wilden beide vrouwen juist uitgaan. De loods lag op de grond. Getuige heeft direct om een dokter gestuurd, want de loods was bewusteloos. Hij kon geen inlichtingen geven en is naar het ziekenhuis vervoerd, waar hij de 13e is overleden.
Getuige heeft de portemonnee van de loods van diens vrouw overgenomen. In het ziekenhuis is uit die portemonnee het geld in bewaring genomen. Daarin zaten o.a. 13 biljetten van 100 francs.
De commissaris heeft de beklaagde gehoord die hem verklaarde dat zij een bankbriefje van 100 francs uit de portemonnee van Hemelryck had genomen. Hij deelde verder mee dat zij enige goederen had gekocht. Het overschot van het geld dat nog in het bezit was van beklaagde, heeft getuige met het gekochte goed, in beslag genomen.
De beklaagde alsnu gehoord, bekende nogmaals het haar ten laste gelegde. Terwijl zij met de loods in haar kamer was is deze ongesteld geworden. Eerst viel hij op een stoel en later op de grond. Beklaagde heeft haar best gedaan om de man bij te brengen, doch dat is haar niet gelukt. Hij heeft haar nog vijf frank gegeven toen hij gevallen was. Zij heeft uit de portemonnee van beklaagde een bankbiljet van 100 francs gehaald. De getuige Horrevoets was, toen zij dit deed in de kamer, doch deze heeft niet gezien dat beklaagde het geld uit de portemonnee nam. Van het geld heeft zij de straks genoemde goederen gekocht en een deel aan de eerste getuige gegeven. De 6e november is beklaagde naar Middelburg gegaan en heeft daar in verschillende winkels onderscheidene goederen gekocht. Uit de bank van lening te Vlissingen heeft zij voorts enige daar beleende panden gelost en ook haar huishuur betaald. Zij zag de man voor dronken aan, niet wetende dat hij door een beroerte was getroffen en heeft toen het feit gepleegd. Op een vraag van een der rechters verklaarde beklaagde de loods niet van vroeger gekend te hebben.
De ambtenaar van het OM begon met erop te wijzen dat beklaagde ten laste gelegd is diefstal.
De omstandigheid waaronder deze diefstal plaats heeft gehad en de treurige gevolgen voor de loods hebben aan deze zaak een grote ruchtbaarheid gegeven, maar de diefstal is een zeer gewone. De beklaagde heeft een volmondige bekentenis afgelegd en de getuigenverklaringen bevestigen die geheel en al. Ofschoon bij de diefstal weinig bijzonderheden voorkwamen was het een lage daad van beklaagde om van de loods, die bewusteloos was, een zo groot bedrag te stelen. De beklaagde staat zeer ongunstig bekend en heeft door haar handelingen tegenover de loods getoond zeer weinig menselijk gevoel te bezitten.
De ambtenaar vorderde haar veroordeling tot een gevangenisstraf van zes maanden.

Daarna stond terecht A.H. (Adriana Horrevoets), 62 jaar zonder beroep, geboren in Zierikzee, wonende te Vlissingen, de eerste getuige in de vorige zaak, belaagd dat zij de 6e november 1903 in de woning van M.A.J. opzettelijk 2 guldens, 2 kwartjes en 1 rijksdaalder, welke geldstukken zij wist dat door bovengenoemde M.A.J. door misdrijf verkregen waren, doordien zij afkomstig waren van een gewisseld bankbiljet hetwelk door haar gestolen was, van deze als geschenk heeft aangenomen. Ook in deze zaak waren vanwege het OM drie getuigen gedagvaard. Hun verklaringen kwamen overeen met hetgeen in de vorige zaak was medegedeeld. De eerste getuige, M.A. Joosse, herhaalde dat zij aan de beklaagde vijf gulden had gegeven. Deze wist dat die afkomstig waren van het gestolen geld, want zij had haar het bankbriefje laten zien. De beklaagde had daar niets op te zeggen. De commissaris van politie, de laatste getuige, verklaarde dat de beklaagde hem heeft bekend dat zij het geld van Joosse had ontvangen.
Uit de verdere mededelingen van de getuige bleek dat de beklaagde zeer ongunstig bekend staat en bij de eerste getuige inwoont. Zij is daar sedert november, wijl zij anders geen onderkomen had. Ook deze beklaagde bekende ten volle, zij wist dat het bankbiljet dor de eerste getuige uit de portemonnee van de loods was gestolen. Voor een deel van de vijf gulden had zij een paar schoenen gekocht en nog enkele andere zaken. Zij verklaarde verder nog dat ook zij uit de portemonnee van de loods geld had gestolen en wel een stukje van tien gulden. De ambtenaar van het OM achtte de ten laste gelegde heling wettig en overtuigend bewezen. Ook deze beklaagde staat zeer ongunstig bekend. Hij vorderde haar schuldigverklaring aan heling en veroordeling tot drie maanden gevangenisstraf.
Uitspraak in beide zaken aanstaande dinsdag. Een talrijk publiek woonde de behandeling van de beide laatste zaken bij.

Bijzonderheden

  • Adriana Horrevoets is geboren op 17-2-1848 in Zierikzee. Moeder Elizabeth Jongmans is herbergierster. Ze trouwt op 17-5-1865 in Middelburg met de Vlissinger Wilhelm Lambrechts. Het huwelijk is op 18-10-1878 door echtscheiding ontbonden.
  • Het pand Korenstraat wijk H 80 is op 20-4-1875 verkocht voor fl. 1200,-. Koper en verkoper niet bekend.

Zie ook

Belgische Loodsensociëteit: "Het geval van loods H."
"Belgische loods aan lager wal" Faam 9-12-2015

Externe links

Bronnen